Lengtes: _ cm. Als we de tinnen lepels van links naar rechts bekijken, dan zien we eerst drie lepels met een ronde bak en een zeskantige steel. Vervolgens een lepel met een vijgvormige bak en een achtkantige steel, die iets later gedateerd kan worden en tenslotte een ingekorte tinnen lepel met wederom een ronde bak en een zeskantige steel. De hier afgebeelde lepels zijn allemaal voorzien van een ´rattestaartje´, wat in de volgende alinea zal worden toegelicht. De ingekorte lepels is mogelijk gebroken, waarna hij aan het uiteinde is aangescherpt en een nieuwe, mogelijk houten of benen steel heeft gekregen. Hiervan getuigen de de insnijdingen vlak voor het begin en vlak voor het einde van de steel, die hoogstwaarschijnlijk zijn ontstaan door een stevig aangedraaid metaaldraad. Tinnen lepels worden nog geregeld gevonden, toch zijn het altijd weer fraaie vondsten. Zeker als het materiaal nog niet is aangetast. Deze aantasting kan er in sommige gevallen voor zorgen dat zelfs de gehele ´bak´ van de lepel is verdwenen. Tin is als materiaal voor eetgerei niet geschikt, omdat het lood dat erin zit giftig kan zijn. Ten tijde van dergelijke lepels was dit echter nog niet bekend. De keerzijde (die van geen van de lepels is afgebeeld), laat een zogenaamd ´rattestaartje´ zien. Het rattestaartje is als het ware de aanzet van de steel die over de bak doorloopt. Het rattestaartje diende ervoor om te zorgen dat de schep minder gemakkelijk van de steel af kon breken. De vroegste tinnen lepels zijn hier nog niet van voorzien, terwijl de latere exemplaren juist steeds langere rattestaarten bevatten, die zo omstreeks de 19e eeuw nagenoeg de gehele schep beslaan. |