De dubbele standaard bleek in de praktijk echter niet te werken, de marktwaarde van het in de munten verwerkte zilver bleek namelijk hoger dan de nominale waarde van de munt, daarom werden er vooral nieuwe gouden tientjes geslagen en bleef het zilvergeld uit de 17e en 18e eeuw (vaak erg versleten) normaal circuleren.
De regering weigerde de kosten voor een eventuele hermunting van het oude zilvergeld voor haar rekening te nemen.
Wel werd begonnen met de sanering van het kopergeld uit de tijd van de Republiek en de Oostenrijkse Nederlanden. Vanaf 1828 waren alleen de cent en de halve cent nog wettig betaalmiddel en daarmee de kopergeldsanering een voorlopig feit. Het oude zilvergeld werd eerst tussen 1846-1850 tegen nominale waarde ingenomen en hermunt.
In 1814 kwam de bankwet tot stand en voerde o.a. tot de oprichting van de Nederlandsche Bank. Deze kreeg het recht bankbiljetten uit te geven.
In 1822 werd, voor hetzelfde doel, in het Zuiden de Societé Generale opgericht. In 1836 kreeg men daar zelfs toestemming voor de uitgifte van zeer kleine coupures, waarvan die van f 0,50 de kleinste was.
Het voorgaande stukje geschiedenis vertelt ons een paar interessante zaken.
Zo weten we dat de sanering van het oude zilvergeld pas heel laat op gang kwam. Om in de behoefte te voorzien bleef het oude (provinciale)zilvergeld dus gewoon gangbaar naast de schaars aangemaakte zilveren munten van het Koninkrijk.
Wel werd met voorlopig succes de kopergeldsanering in 1828 afgesloten. Alleen de cent en halve cent waren vanaf dat moment nog wettig betaalmiddel.
De uitgifte van bankbiljetten, waarvan het ingewisselde muntmetaal ongetwijfeld als borg diende, was ideaal om het tekort aan muntgeld op te vangen. In het Zuiden werden coupures uitgegeven met een waarde van f 0,50, hetgeen duidelijk maakt dat er een gebrek aan pasmunt was.
Wat hebben al die zaken nu te maken met de loodjes, zult u zich misschien afvragen.
|
Het zilvergeld uit de oude Republiek werd pas tussen 1846 en 1850 ingenomen en hermunt. |
Welnu, wij kunnen ons niet onttrekken aan de gedachte dat deze loodjes een rol hebben gespeeld bij de sanering van het oude geld. Enerzijds wilde men de oude munten saneren en anderzijds had men gebrek aan nieuwe munten. Kan het niet zo zijn dat de loodjes dienden ter overbrugging tijdens de sanerings-periode van bijvoorbeeld het oude kopergeld? Zo zou het kunnen zijn dat men bij inlevering van 56 duiten een loodje ter waarde van 8 stuivers ontving die men later, als ze in voldoende mate waren aangemaakt, kon inwisselen tegen de zilveren muntjes. Het is zelfs nog mogelijk dat men met de loodjes kon betalen.
Dus een soortgelijk systeem als de bankbiljetten, maar dan voor pasmunt. Op basis van het schamele aantal loodjes blijft dit natuurlijk nog een suggestie. Zou de "Z" van "Z D" misschien voor "zilver" staan?
Er zijn tenminste twee zaken die een directe relatie met het circulerende muntgeld aannemelijk maken.
Als eerste zien we dat de kopergeldsanering in 1828 een feit was en dat alleen de cent en halve cent vanaf dat moment nog wettig betaalmiddel waren. Het jongste loodje van ons onderzoek dateert uit 1828 en sluit dus prima op onze gedachtegang aan. Als tweede moeten we constateren dat de zilveren stuivers van Willem I alle werden geslagen tussen 1818 en 1828.
|
Koning Willem I sloeg zijn eerste zilveren stuiver voor het Koninkrijk der Nederlanden in 1818. |
Precies dezelfde begin- en eind-jaartallen als op de, door ons onderzochte loodjes.
Deze gegevens zijn toch op z’n minst bijzonder opmerkelijk.
Uiteraard is het nog te vroeg om harde conclusies te trekken, daarvoor zouden we over veel meer loodjes moeten beschikken.
We doen dan ook een dringend beroep op onze leden om de collecties eens op de aanwezigheid van deze "Z D"-loodjes te controleren.
Voor ons verdere onderzoek is het van het grootste belang dat wij op de hoogte worden gesteld van deze vondsten, vooral daar waar het om afwijkingen gaat, dus andere jaartallen, verhoudingen en de aangegeven waarden in St.
Belangrijk is het ook om te weten in welke plaats het loodje werd gevonden. Als ze door heel het land worden aangetroffen, wat voor een wisselsysteem in het Koninkrijk der Nederlanden aannemelijk is, dan kunnen we waarschijnlijk het gebruik als kerk- of armenloodjes elimineren, omdat die doorgaans een veel kleiner verspreidingsgebied hebben.
Uiteraard zijn literatuurverwijzingen, aanvullingen en eventuele verdere suggesties ook van harte welkom.
U kunt ons emailen of schrijven, graag met goede scan, foto of tekening.
Misschien kunnen we met uw hulp onze (tot dusverre nog onbekende) suggestie staven en kunnen wij deze loodjes eindelijk de plaats geven die zij verdienen.
Email: henkhasselt@thecoinhunter.com
Post : H. Hasselt, Dollard 147,
8032 KD Zwolle.
Veel dank zijn wij verschuldigd aan Allex Kussendrager en Wicher van de Hoek.
Henk Hasselt, Zwolle, 15-03-2003.
Lay out (website): Ben Rijns, Den Haag.
|